tussen:
[Klaagster], wonende te [plaatsnaam], hierna klaagster
en
[Verweerder], praktijk houdende te [plaatsnaam], hierna verweerder
Tijdens de zitting is [klaagster] bijgestaan door [naam] en [verweerder] door [naam].
In aanmerking nemende:
Klaagster heeft een schriftelijke klacht ingediend over verweerder. De verweerder heeft verweer gevoerd. De klachtenfunctionaris is er niet in geslaagd om – naar het oordeel van de klaagster – een bevredigende oplossing te vinden.
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Complementaire en Alternatieve Gezondheidszorg (hierna te noemen de Geschillencommissie) te laten beslechten.
Klaagster heeft de proceskosten ad € 52,50 betaald.
Onderwerp van het geschil:
De klacht is als volgt geformuleerd:
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de klaagster bevestigd dat onderstaande weergave van de klacht juist en volledig is.
Processtukken:
De volgende processtukken zijn ingediend bij de Geschillencommissie.
De Geschillencommissie heeft kennisgenomen van die overgelegde stukken. Op 7 mei 2021 heeft een mondelinge behandeling van het geschil door de Geschillencommissie plaatsgevonden. Partijen waren daartoe behoorlijk opgeroepen. Partijen zijn toen verschenen en hebben het woord kunnen voeren.
Bevoegdheid:
O.g.v. art 14 Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) kan een klacht ingediend worden door de klaagster, een nabestaande van de overleden klaagster of een vertegenwoordiger van de klaagster.
Verweerder, althans haar beroepsvereniging, is als verweerder aangesloten bij S.C.A.G. Op grond daarvan is de Geschillencommissie bevoegd kennis te nemen van deze klacht.
Standpunt klaagster:
Samengevat komt het standpunt van de klaagster op het volgende neer.
Klachtonderdeel 1:
Volgens klaagster heeft verweerder te plotsklaps, zonder goede begeleiding en nazorg de therapie beëindigd.
Klaagster heeft daartoe het navolgende aangevoerd c.q. aan de Geschillencommissie is dienaangaande gebleken.
Klaagster heeft op 2 februari 2019 een behandelovereenkomst gesloten met verweerder voor 20 consulten.
Er is – na afloop van die 20 sessies – geen evaluatie geweest. Evenmin is er een vervolgbehandelplan door verweerder opgesteld, laat staan dat dit besproken is met verweerder. Daarna hebben er nog ongeveer 50 sessies plaatsgevonden, zonder dat er in de tussentijd een evaluatie plaats vond en/of aangegeven is hoe
het vervolg van de behandelingen er uit zou zien.
Verweerder heeft verder de relatie plotsklaps op 23 juli 2021 én per e-mail verbroken.
Klachtonderdeel 2:
Klaagster is niet geïnformeerd door verweerder dat zij mogelijk een “borderliner” zou zijn.
Klaagster heeft daartoe het navolgende aangevoerd c.q. aan de Geschillencommissie is dienaangaande gebleken.
In de notitie van Gezondheidscentrum Hoensbroek Noord van 23 december 2021staat:
[verweerder] psychoge : heeft moeilijkheden in therapeutische relatie : advies dialictische gedragstherapie (...)
Klaagster heeft het begrip “dialectische gedragstherapie” opgezocht op internet. Daaruit heeft klaagster de conclusie getrokken dat ze door verweerder als “borderliner” is getypeerd.
Klaagster verwijt verweerder dat verweerder nimmer aan haar heeft meegedeeld, dat verweerder haar als borderliner zag en/of dat de dialectische gedragstherapie voor klaagster een gewenste therapie was. Daartoe was alle gelegenheid tijdens een van de vele therapiesessies.
Daardoor is aan klaagster de mogelijkheid ontnomen om – in een eerder stadium – de dialectische behandeltherapie te volgen. Bovendien had ze dan haar eigen gedrag beter kunnen begrijpen en reguleren.
Standpunt verweerder:
Klachtonderdeel 1:
Verweerder heeft daartoe het volgende aangevoerd c.q. aan de Geschillencommissie is dienaangaande gebleken.
Verweerder was (en is nog steeds) van mening dat haar therapie de beste behandelmethode voor klaagster was.
Verweerder wijst er verder op dat klaagster in de hele therapieperiode verweerder intimiderend, manipulatief, sturend en agressief heeft bejegend. Ook tijdens de vakantie van verweerder stuurde klaagster manipulatieve en intimiderende berichten. Tijdens de vakantie wilde verweerder tot rust komen maar zij heeft toegestaan dat er – onder bepaalde voorwaarden – dagelijks app- verkeer tussen beiden was. Omdat klaagster daarbij onheus taalgebruik hanteerde en/of omdat de vertrouwensrelatie was verbroken, heeft verweerder de relatie verbroken. Ze deed dit per e-mail op 23 juli 2020.
Verweerder heeft daarbij haar vaste vervangster niet verzocht om na 23 juli 2020 voor tijdelijke waarneming zorg te dragen.
Verweerder wilde over de beëindiging van de therapie geen beeldgesprek met klaagster voeren om dit persoonlijk aan klaagster mee te delen. Verweerder vond dat minder gewenst gezien eerdere ervaringen waarin ze beeldgesprekken met verweerder voerde.
Daarom informeerde verweerder – naast klaagster – hierover alleen de huisarts van klaagster en adviseerde zij aan de huisarts een andere therapie voor klaagster.
Verweerder stelt dat ze gehandeld heeft volgens de beroepscode en volgens de geldende richtlijnen van o.a. het NIP (NIP beroepscode).
Klachtonderdeel 2:
Verweerder heeft daartoe het volgende aangevoerd c.q. aan de Geschillencommissie is dienaangaande gebleken.
In de notitie van Gezondheidscentrum [naam] van 23 december 2021 staat:
[verweerder] psychoge : heeft moeilijkheden in therapeutische relatie : advies dialictische gedragstherapie (...)
Verweerder heeft klaagster nimmer als borderliner getypeerd. Verweerder heeft aan de huisarts een “dialectische gedragstherapie” aanbevolen. Dat klaagster de conclusie trekt dat ze als borderliner is getypeerd komt voor haar rekening.
Beoordeling van het geschil:
De Geschillencommissie zal de klacht in de 2 hierboven aangegeven subonderdelen behandelen.
Klachtonderdeel 1: inzake de beëindiging van de relatie.
De Geschillencommissie stelt voorop dat een relatie te allen tijde beëindigd kan worden als de therapeut van mening is dat er geen vertrouwensbasis meer aanwezig is.
De Geschillencommissie is van mening dat – nadat de 20 behandelingen, zoals overeengekomen in de behandelovereenkomst afgerond waren – verweerder een evaluatie en vervolgbehandelplan had moeten opmaken. Een goede zorgverlening eist dat. In die evaluatie had vermeld moeten worden of het continueren van de therapie door verweerder daarna zinvol was en/of er ook andere hulp (een aangepast behandelplan) noodzakelijk was. Bovendien had die evaluatie toen door verweerder met klaagster besproken moeten worden. Dat is niet gebeurd.
Bovendien heeft verweerder zich onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat niet alle psychische – en of gedragsproblemen met een trans diagnostische aanpak zoals de ACT te behandelen zijn. Nu verweerder op geen enkele wijze is overgegaan tot evalueren en diagnosticeren, is het hierdoor mogelijk geweest dat zij onvoldoende zicht gehad heeft op het feit dat het gedrag, dat uiteindelijk tot beëindiging van de therapie heeft geleid, juist voortkwam uit de traumatische gebeurtenissen waarvoor klaagster behandeling zocht. Door dit niet te signaleren en dit niet te bespreken met klaagster en na 20 sessies er nog ongeveer 50 aan toe te voegen, heeft verweerder onvoldoende professioneel gehandeld en klaagster niet in staat gesteld weloverwogen en goed geïnformeerd haar beslissing te nemen de therapie voort te zetten dan wel te beëindigen.
De Geschillencommissie is van mening dat verweerder daarin niet zodanig professioneel gehandeld heeft als van een redelijk bekwaam en redelijk handelend psychologe verwacht en geëist mag worden.
Dit klachtonderdeel is reeds om deze reden gegrond.
In de zomer van 2020 is de relatie door verweerder plots beëindigd en wel middels een e-mail. Verweerder heeft toen wel aan de huisarts van klaagster een bepaalde behandelmethode geadviseerd. Verweerder wist dat klaagster op dat moment zeer kwetsbaar was en gedachten over suïcide had, althans dat zij dringend hulp nodig had.
De beroepsregels van verweerder stellen dat verweerder verantwoordelijk is voor o.a. de continuïteit van de professionele relatie. Dat geldt ook als verweerder de professionele relatie ontijdig moet onderbreken of voortijdig moet afbreken. Verweerder is dan verplicht zorg te dragen voor een adequate overdracht (zie o.a. art 19 beroepscode van NIP; Nederlands Instituut voor Psychologen). Onder bovengenoemde omstandigheden had verweerder de relatie niet per e-mail mogen beëindigen zonder adequate overdracht aan een vervanger, zodat verweerder na haar vakantie dit persoonlijk aan klaagster kon meedelen.
Ook om deze reden is dit klachtonderdeel om deze reden gegrond.
De eerste klacht is gegrond.
Klachtonderdeel 2: inzake de typering als borderliner:
Verweerder heeft klaagster nimmer als ”borderliner” getypeerd.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Schadevergoeding:
Nu een van de twee klachten gegrond is, moet geoordeeld worden of er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd moet worden en – indien dat het geval is – hoe hoog dat bedrag is.
Klaagster heeft – desgevraagd – aangegeven de bepaling van de hoogte van een ev. schadevergoeding over te laten aan de Geschillencommissie.
Klaagster heeft – onweersproken – gesteld dat zij, door het niet tijdig evalueren en adviseren omtrent de gewenste behandelmethode (dialectische behandelmethode) alsmede door het plotsklaps beëindigen van de therapie zonder adequate opvang, schade heeft ondervonden.
De schade bestaat onder meer uit een aantal extra psychiatrische behandelingen, verminderd vertrouwen in hulpverleners, meer verlatingsangst, extra medicijngebruik, paniekaanvallen en veel meer last van dwang. Klaagster heeft moeite met het structureren van de dagen en heeft veel suïcidale gedachten.
Om die reden is de Geschillencommissie van mening dat een schadevergoeding op zijn plaats is.
Bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding overweegt de Geschillencommissie het volgende.
De Geschillencommissie is van mening dat verweerder in ieder geval na de eerste 20 behandelingen een evaluatie met behandelplan had moeten maken en met klaagster had moeten bespreken. In dat geval had klaagster eerder de dialectische behandelmethode kunnen ondergaan.
Daarom dient verweerder – als materiële schadevergoeding – de kosten van de 50 daaropvolgende behandelingen te vergoeden aan klaagster. Dit betreft 50 behandelingen à € 35,- = € 1.750,-.
De Geschillencommissie kent verder een bedrag ter grootte van € 500,- toe als immateriële schadevergoeding.
Andere schadeposten zijn niet gesteld, althans onvoldoende onderbouwd om voor toewijzing in aanmerking te komen.
Proceskosten:
Klaagster heeft proceskosten betaald ad € 52,50. Zij is door de Geschillencommissie (geheel of gedeeltelijk) in het gelijk gesteld. Zij heeft daarom recht op terugbetaling van de proceskosten ad € 52,50.
O.g.v. art 20 lid 1 van het Reglement Onafhankelijke Geschillencommissie Complementaire Gezondheidszorg dient in een dergelijk geval verweerder de proceskosten terug te betalen aan klaagster.
Conclusie:
Op grond van het voorgaande acht de Geschillencommissie de eerste klacht gegrond en wordt een schadevergoeding toegekend van € 2.250,-.
Beslissing:
De Geschillencommissie oordeelt bij wege van bindend advies
Aldus beslist door de Onafhankelijke Geschillencommissie Complementaire Gezondheidszorg, bestaande uit [voorzitter], [lid 1] en [lid 2] als leden en bijgestaan door [ambtelijk secretaris] op d.d. 19 mei 2021.
Mededelingen van de ambtelijk secretaris ter informatie verzending
Deze beslissing is op de datum dat de uitspraak is gewezen verzonden aan:
- de klaagster
- de verweerder
- de voorzitter van Stichting Complementaire en Alternatieve Gezondheidszorg (geanonimiseerd)
Rechtsmiddel: Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.